De Ananasplant

De ananas (Ananas comosus) is een tropische plant met een eetbare vrucht. De plant is inheems in Zuid-Amerika, waar hij al eeuwenlang wordt verbouwd en in de 17e eeuw in Europa werd geïntroduceerd.
Ananassen groeien als een kleine struik; de individuele bloemen van de niet-bestoven plant versmelten tot een meervoudige vrucht. De plant kan worden vermeerderd vanuit de offset die aan de bovenkant van de vrucht wordt geproduceerd, of vanuit een zijscheut. Het duurt ongeveer een jaar voordat de plant volwassen is. Afhankelijk van de variëteit kan de ananas tot 1,5 m hoog worden. Het gewicht van de vruchten varieert tussen 1 en 3 kg, maar de variëteit die in Bogor wordt aangetroffen weegt mogelijk slechts 0,75 kg.
De plant heeft een korte stengel met taaie, wasachtige bladeren. Bij het maken van fruit kan het tot 200 bloemen produceren. Zodra de vrucht bloeit, komen de afzonderlijke vruchten van de bloemen samen om één grote vrucht te vormen. Het heeft 30 of meer smalle, vlezige, trogvormige bladeren die 30 tot 100 cm lang zijn en een dikke stengel omringen; de bladeren hebben scherpe stekels langs de randen. In het eerste jaar van de groei wordt de as langer en dikker, waarbij talloze bladeren in dichte spiralen worden gedragen. Na 12 tot 20 maanden groeit de stengel uit tot een tot 15 cm lange aarachtige bloeiwijze met ruim 100 spiraalvormig gerangschikte bloemen met drie bloemblaadjes, elk omgeven door een schutblad.
De belangrijkste stof in ananas is het proteolytische enzym, bromelaïne, dat helpt de eiwitmoleculen in voedsel af te breken voor een betere opname en vertering. Het heeft ook ontstekingsremmende en pijnstillende eigenschappen. Ananassen bevatten vezels, vitamine C, kalium, magnesium, koper, flavonoïden en fenolverbindingen, dit zijn anoxidantverbindingen, waaronder quercetine en bètacaroteen.





